6. Economische rentabiliteit van processen: een belemmering?
6.1. Enzymen: natuurlijke katalysatoren
Enzymen, natuurlijke moleculen die in alle levende organismen aanwezig zijn, zijn veel specifiekere
katalysatoren dan de meeste chemische katalysatoren
. Ze beperken de productie van ongewenste moleculen die aan het einde van de reactie moeten worden
geëlimineerd, zoals de moleculen die een ongewenste kleuring veroorzaken. Een ander voordeel is dat
ze kunnen worden gebruikt in milde reactieomstandigheden:
gematigde temperatuur, bijna neutrale pH, atmosferische druk.
De enzymatische reacties hebben echter bepaalde nadelen die de economische levensvatbaarheid
van het proces kunnen beïnvloeden.
Allereerst zijn enzymen
duurdere katalysatoren dan chemische katalysatoren.
Enzymen worden immers geproduceerd door micro-organismen, gezuiverd en geformuleerd of geïmmobiliseerd om ze
actiever en stabieler te maken. Om buitensporige kosten te vermijden, moet het proces geoptimaliseerd worden
om de minimale dosis te vinden die voor een goede omzetting zal zorgen. Het enzym zou moeten worden
gerecycleerd en bij volgende reacties worden hergebruikt. Ook het oplosmiddel zou moeten worden gerecycleerd
om de kosten van het proces en de impact ervan op het milieu verder te verlagen. In dit stadium moeten de
enzymatische processen zich nog bewijzen vanuit het oogpunt van hun economische levensvatbaarheid25.
Ten tweede moet het rendement van de reactie
(de hoeveelheid suikers van de tarwezemelen die in een product kunnen worden omgezet) hoog
zijn. De enzymen die in het ValBran-project worden gebruikt (glycoside hydrolase, lipase)
synthetiseren niet alleen de alkylglycosiden of de suikeresters, maar kunnen ze ook hydrolyseren (water
gebruiken om ze af te breken), wat de hoeveelheid eindproduct vermindert. Dit kan worden beperkt, bijvoorbeeld
door het water in de reactie op te vangen met moleculaire zeven wat ook extra kosten voor het proces
meebrengt. De substraten van de reactie (tarwezemelen en vetalcohol, of suikers van de tarwezemelen en
vetzuren) hebben erg verschillende fysische eigenschappen en zijn niet gemakkelijk te mengen of op te lossen
in hetzelfde oplosmiddel. Dat maakt de werking van het enzym moeilijk en vertraagt de reactie (beperkingen van
de massaoverdracht). Daarom speelt de keuze van het reactiemedium een grote rol tijdens de reactie. Verder
zijn tarwezemelen een heterogene grondstof die niet alleen hemicellulose en cellulose bevat, maar ook andere
componenten (eiwitten, liginine). Deze verbindingen kunnen door op te lossen in het reactiemedium een invloed
hebben op de zuivering van de eindproducten.
In het kader van het project
werden verschillende benaderingen bestudeerd om deze technologische obstakels te overwinnen
. Zo werd de enzymatische synthese van suikeresters ontwikkeld in aanwezigheid van een geïmmobiliseerd
enzym waardoor het tijdens verschillende productiecycli van biologische oppervlakteactieve stoffen
kan worden gebruikt. In het geval van de enzymatische synthese van alkylglycosiden bestond een optimalisatie
uit het terugwinnen van het alcohol die aan het einde van de reactie niet had gereageerd en deze te gebruiken
bij een volgende productie van alkylglycosiden. Deze recirculatie van reagentia helpt om de operationele
kosten te verlagen.
Dit obstakel betreffende de kosten kan worden overwonnen met gerichte ondersteuning en een gefinancierd
onderzoek voor nieuwe formuleringen van producten.
Het klaarblijkelijke voordeel voor bedrijven is de flexibiliteit van de samenstelling, voor zover een zekere
prestatie kan worden gegarandeerd.
6.2. De antimicrobiële activiteiten van biologische oppervlakteactieve stoffen
Een biologische oppervlakteactieve stof kan, naast zijn oppervlakteactieve activiteit, een antimicrobiële
activiteit vertonen. Deze gecombineerde activiteit, geleverd door één enkel molecuul, zou de totale kost van
een formulering kunnen verminderen.
De antimicrobiële activiteiten van biologische oppervlakteactieve stoffen zijn sterk afhankelijk van hun
structuur. Bepaalde biologische oppervlakteactieve stoffen (zoals mycosubtiline,
geproduceerd door de Bacillus-bacterie) staan bekend om hun antischimmelactiviteit, maar hebben geen
antibacteriële eigenschappen. Andere (zoals surfactine,
een krachtig biologische oppervlakteactieve stof - schuimmiddel of emulgator - geproduceerd door
Bacillus, en uitgebreid bestudeerd, hebben tot dusver geen duidelijk vastgestelde antimicrobiële
eigenschappen.
-
De biologische oppervlakteactieve stoffen van microbiële oorsprong hebben een grote verscheidenheid aan
samenstellingen en structuren wegens de grote verscheidenheid aan micro-organismen met verschillende
metabolismen.
-
Aan de andere kant zijn de enzymatisch verkregen biologische oppervlakteactieve stoffen minder
gediversifieerd wegens de hoge specificiteit van de werking van de enzymen, waardoor moleculen met een
gecontroleerde samenstelling en structuur kunnen worden verkregen.
6.3. De productiekosten: het belangrijkste obstakel voor de marktgroei
« Momenteel blijven biologische oppervlakteactieve stoffen nicheproducten wegens hun beperkt
concurrentievermogen in termen van kosten ten opzichte van conventionele producten. » F. Warzée, DETIC
Biologische oppervlakteactieve stoffen worden in het algemeen gebruikt in formuleringen van eindproducten waar
de wijziging van een bestanddeel een impact heeft op de samenstelling en de algemene prestaties. Dit brengt
extra ontwikkelingskosten met zich mee.
Deze productiekosten worden gezien als het belangrijkste obstakel voor de groei van de markt van biogebaseerde
chemische producten
want ze zijn nog steeds duurder dan hun tegenhangers op basis van aardolie.
Bovendien wordt de productie van bepaalde biogebaseerde producten nog steeds als riskant beschouwd voor een
industrieel in termen van verkoop en investeringen in infrastructuur.
Volgens DETIC26 zijn de twee grootste belemmeringen:
-
Een beperkte rentabiliteit door de lage prijs van op aardolie gebaseerde grondstoffen.
-
Een beperkte rentabiliteit van de productiecapaciteit van het biogebaseerde product: het
biogebaseerde product kan niet altijd dezelfde “just-in-time” voorraadcapaciteit bieden als het op aardolie
gebaseerde product. Multinationals, bijvoorbeeld, moeten honderdduizenden tonnen inslaan. Ze zullen dus
moeilijkheden ondervinden om aan hun behoeften te voldoen, in tegenstelling tot kleine bedrijven.
In een recente studie meldt de JRC Science Hub27 dat, om deze markt te
stimuleren, verschillende beleidsinterventies kunnen plaatsvinden28 :
Ofwel een interventie op het gebied van investeringsstimulansen via subsidies, leningen, waarborgen, enz.
Ofwel een interventie om de productie van chemische producten van fossiele oorsprong duurder te maken.
Bijvoorbeeld via een CO2-belasting.
Ofwel een interventie om het gebruik van biogebaseerde producten in bepaalde industrieën te verplichten
en zo hun vraag te stimuleren.
25 Biotechnology Notes, 2018
26 Warzée F, 2020
27 Het aan de Europese Commissie (dienst wetenschap en kennis) verbonden Joint
Research Centre groepeert onderzoekers die aan de Europese en nationale autoriteiten feiten en solide
wetenschappelijke bewijzen leveren die het beleid van de EU sturen.
Meer info?
28 Commission européenne, 2019